Het vermogen en de bereidheid van bewoners om leefbaarheidskwesties in de buurt aan te pakken, hangt enerzijds af van hun beleving van de buurt en anderzijds van de verzameling individuele competenties. Dat stellen Joke van der Zwaard en Maurice Specht, onderzoekers van de Kenniswerkplaats leefbare wijken Rotterdam op basis van een uitgebreide literatuurstudie naar de randvoorwaarden waarbinnen burgerparticipatie kan plaatsvinden. “De verbindende schakel is een sociaal-fysieke infrastructuur: plekken waar publieke vertrouwdheid kan ontstaan waardoor onderlinge vooroordelen doorbroken kunnen worden en mensen weten wat ze aan elkaar hebben; en verbanden waarbinnen mensen zich al doende de benodigde kennis, vaardigheden en houding eigen kunnen maken”, zo stellen zij in hun rapport “Betrokken bewoners, betrouwbare overheid”.
Sluiten van voorzieningen leidt niet vanzelf tot meer burgerparticipatie
Over die overheid wordt op basis van de bestudeerde literatuur gesteld dat deze na moet denken over de manier waarop zij in veranderende politieke en economische omstandigheden invulling kan geven aan haar (mede)verantwoordelijkhoud voor het in stand houden van de sociale en fysieke infrastructuur van wijken en de stad. “Verwaarlozing werkt normverlagend. De beste manier om bewoners te activeren om mee te helpen de publieke ruimte mooi te houden, is om zelf de standaard hoog te houden. Simpelweg sluiten van voorzieningen omdat dat de goedkoopste oplossing is, gaat ten koste van de publieke vertrouwdheid, het gevoel van eigenwaarde van de gebruikers / bewoners en daarmee van hun collectieve zelfredzaamheid”.
Randvoorwaarden burgerparticipatie belangrijker dan persoonlijke kwaliteiten
De gevreesde sociale ongelijkheid in collectieve zelfredzaamheid blijkt meer voort te komen uit de condities waaronder deze tot stand moet komen, dan uit de competenties van burgers. “Collectieve zelfredzaamheid kan uiteengelegd worden in verschillende types competenties: ondernemende kwaliteiten, gedrevenheid, sociale kwaliteiten en bureaucratische kennis en vaardigheden. Wetenschappelijke kennis daarover is nog beperkt. Welke competenties er vooral toe doen, hangt af van de manier waarop de bewoners georganiseerd zijn. In traditionele bewonersorganisaties tellen bureaucratische kennis en vaardigheden zwaar, terwijl het in de recente bewonersinitiatieven meer draait om een ondernemende, bevlogen instelling en sociale vaardigheden zoals weten hoe mensen te enthousiasmeren en te binden”.
Rol van de overheid
Eventueel ontbrekende competenties bij recent “geactiveerde” burgers kunnen volgens van der Zwaard en Specht in open georganiseerde zelfbeheer- en actiepraktijken “al doende” geleerd worden. “De overheid kan daaraan bijdragen door meningen en belevingen van bewoners serieus te nemen, hen uit te nodigen om oplossingen aan te dragen en de ruimte en ondersteuning te geven voor alternatieve praktijken en andere zeggenschapsverhoudingen. Daarnaast helpt doordacht reputatiebeheer ontevreden terugtrekgedrag voorkomen”. Daarbij is het belangrijk dat de vraag gesteld wordt of burgerkracht gaat om ‘meedoen’ – waarbij de overheid bepaalt wat, hoe en waarom – of om ‘zelf doen’, waarbij mensen / groepen zelf de prioriteiten, werkwijzen en criteria voor succes bepalen.
Volgens beide onderzoekers blijft er, ondanks alle oproepen tot ‘eigen kracht’ en ‘burgerinitiatieven’, behoefte aan een betrokken en uitnodigende overheid, die blijft investeren in de sociale- fysieke infrastructuur en initiatiefrijke groepen, wijken en professionals de ruimte biedt.
Het volledige rapport is hier te downloaden.
Interessant artikel? Blijf op de hoogte door u aan te melden voor onze nieuwsbrief.