De armoede in Nederland is weer gestegen ten opzichte van het vorig jaar. Op dit moment leven 2,5 miljoen Nederlanders onder de armoedegrens, een toename van 1% in de afgelopen vijf jaar. Onder deze 2,5 miljoen mensen, bevinden zich ruim 600.000 kinderen. Deze cijfers komen uit een rapport van Platform 31, een kennis- en netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling, en het EUKN, het European Urban Knowledge Network.
Armoede vooral in achterstandswijken
Vooral in achterstandswijken van grote steden leven veel mensen in armoede. Door de relatief hoge concentratie armoede in deze wijken, is het moeilijk om uit deze situatie te komen. De kansen om hun financiële situatie te verbeteren zijn voor de mensen in deze wijken verkleind. Dit heeft ook gevolgen voor hun kinderen: zij hebben ongelijke kansen op school, en dat werkt ook door in ongelijke kansen op de arbeidsmarkt later.
Wie loopt risico op armoede?
In het rapport zijn diverse risicofactoren voor armoede benoemd. Zo leven meer vrouwen dan mannen onder de armoedegrens. Daarnaast bevinden zich onder de armen veel kinderen. Dit is meestal te verklaren doordat een of beide ouders door de crisis geraakt werden. Jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar lopen ook een vergroot risico op armoede, omdat het op het moment erg moeilijk is om een stabiele baan te vinden. Onder alleenstaande gezinnen heerst in vergelijking tot andere gezinssamenstellingen relatief de meeste armoede, alsmede onder lager opgeleiden en werklozen. Tot slot behoren allochtonen (voornamelijk afkomstig uit landen buiten de EU) en diverse kwetsbare groepen, zoals mensen met een beperking of daklozen, tot de risicogroepen.
Bestrijding van armoede vereist een integrale aanpak
Het is niet gemakkelijk om armoede te bestrijden. Volgens Platform 31 kan dit alleen effectief gebeuren met “een integrale aanpak op inkomensondersteuning, onderwijs, arbeidsparticipatie, huisvesting en participatie”. Een van de voorbeelden van een mogelijke oplossing die Platform 31 geeft, is een verbetering van openbare vervoersverbindingen tussen achterstandswijken en het centrum van de stad. Gezien er in stadscentra meer werkgelegenheid te vinden is, vergroot dit de kansen voor de bewoners van de achterstandswijken om werk te vinden en uit hun armoede te klimmen.
In vergelijking met andere EU-lidstaten, doet Nederland het overigens niet zo slecht. Voornamelijk landen in Oost-Europa staan hoog in de rangorde van armoede.