Decentralisatie van de jeugdzorg negeert bestuurlijke manco’s

decentralisatie van de jeugdzorg rené clarijs

Foto: YWAM

“De decentralisatie van de jeugdzorg biedt onvoldoende garanties dat de resultaten van het toekomstige hulpverleningsstelsel positief uitpakken voor de jeugdigen die er gebruik van maken”. Deze harde kritiek baseert Dr. René Clarijs op het onderzoek waarop hij onlangs promoveerde aan de Universiteit van Tilburg. De aankomende decentralisatie van de jeugdzorg, waarin de verantwoordelijkheid voor dit beleidsterrein verschuift van de provincies naar de gemeenten, past volgens Clarijs in het gebruikelijke overheidsdenken waarin aangenomen wordt dat de jeugdzorg meer effect zal sorteren na een stelselwijziging. Clarijs: “Daarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat eerdere stelselwijzigingen eigenlijk niet of nauwelijks tot verbetering van de jeugdzorg hebben geleid”.

Tiranniek bestuur

Zijn proefschrift draagt de titel “Tirannie in de jeugdzorg”. Het tirannieke zit hem volgens Clarijs in de door hem vastgestelde politieke desinteresse en willekeur ten aanzien van de jeugdzorg. “Het beleid komt op een reflexmatige wijze tot stand. Het stelsel wordt wel op zijn kop gezet, maar doet niets aan de bestuurlijke manco’s van het stelsel. Verder is er geen onderbouwing voor de beweging die de jeugdzorg nu moet gaan maken, verloopt het proces chaotisch en kan men niet aannemelijk maken dat de decentralisatie van de jeugdzorg zal leiden tot betere resultaten voor de kinderen en jongeren die het betreft”.

Zorg ook na decentralisatie van de jeugdzorg teveel centraal

Die betere resultaten zijn volgens Clarijs echter wel hard nodig. “De effectiviteit van de Nederlandse jeugdzorg is buitengewoon slecht en er wordt veel uit huis geplaatst. In Nederland zitten 42 keer zoveel kinderen in gevangenissen dan in België en 84 keer zoveel als in Denemarken”.

Volgens de onderzoeker komt dat vooral doordat Nederland teveel de nadruk legt op de zorg-kant van het totale stelsel van diensten en voorzieningen voor kinderen en jongeren. “Het focust te veel op de achterkant van het stelsel en als gevolg daarvan vallen er aan de voorkant van het jeugdstelsel steeds meer jeugdigen uit, die dan een beroep moeten gaan doen op de jeugdzorg”. De groei van de jeugdzorg gaat inmiddels al tientallen jaren lang door. Dit blijkt ook door een rapport van het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP), dat stelt dat tussen 2001 en 2011 de vraag naar jeugdzorg met gemiddeld 4,6% per jaar toenam. Voor de periode tot 2017 wordt er nog steeds een groei van 2,2% per jaar voorspeld. Clarijs roept daarom op tot nadere bezinning: “Laten we eerst naar de gebreken van het stelsel kijken en ons dan afvragen in hoeverre de decentralisatie van de jeugdzorg deze op zal lossen”.

Buitenland

Bij het vormgeven van de decentralisatie van de jeugdzorg wordt veelvuldig naar landen als Denemarken gewezen, maar Clarijs ziet internationaal ook andere aspecten van jeugdstelsels waar men in Nederland lering uit zou kunnen trekken. “Het Russische jeugdbeleid heeft vooral aandacht voor de vrije tijd van jeugdigen, waardoor het ontwikkelingsconcept centraal staat in plaats van het Nederlandse zorgconcept. En in de Verenigde Staten krijgt de burger een prominente plaats in plaats van het stelsel, wat uitstekend past in onze toekomstige participatiesamenleving”. Zijn aanbeveling is dan ook om goed te kijken naar de fundamenten van het stelsel zoals dat er na de decentralisatie van de jeugdzorg uit zou moeten zien: “Wil dit beleid effectief worden dan moet er bij de decentralisatie van de jeugdzorg buiten de institutionele kaders worden gedacht, gekeken worden naar een grote rol voor de burger en een oplossing worden gevonden voor de vrije tijd van kinderen in de jeugdzorg”.

Deelt u de visie van René Clarijs? Of is hij te pessimistisch? Deel uw inzichten in de commentaren onder dit artikel.

Interessant artikel? Blijf op de hoogte door u aan te melden voor onze gratis nieuwsbrief.