Onderzoekers van de gemeente Rotterdam voerden onlangs een studie uit naar de samenhang tussen hulpbehoefte en jeugdhulpgebruik in de jeugdhulpketen op wijkniveau, met het oog op de decentralisatie van de jeugdzorg. Daaruit blijkt dat het daadwerkelijke gebruik van jeugdhulpaanbod niet goed voorspeld wordt door wat er over hulpvragen bekend is in gemeentelijke monitoren. Populatiekenmerken, zoals afkomst, opleidingsniveau en uitkeringsafhankelijkheid blijken de vraag naar jeugdhulpvoorzieningen beter te voorspellen.
Gegevens over jeugdhulpgebruik
De onderzoekers van het cluster maatschappelijke ontwikkelingen en de afdeling onderzoek van de gemeente Rotterdam, verzamelden gegevens over jeugdhulpgebruik, indicatoren van hulpbehoefte en populatiekenmerken uit monitoring en registraties van de gemeente, instellingen en zorgverzekeraars. Gegevens werden gegroepeerd op het niveau van elk van de 49 wijken die bij het onderzoek betrokken waren. Op basis daarvan werden wijken met hoge en lage discrepantie tussen jeugdhulpgebruik en hulpbehoefte onderscheiden. Verschillen tussen deze wijken werden vervolgens statistisch geanalyseerd.
Armoede belangrijke factor
Uit die analyses bleek dat het percentage jeugdigen met emotionele problemen en gedragsproblemen en het percentage ouders met zelfgerapporteerde hulpbehoefte geen voorspellers zijn voor jeugdhulpgebruik op wijkniveau. Ongeveer twee derde van de variantie in jeugdhulpgebruik tussen wijken kon worden verklaard door populatiekenmerken van een wijk. In wijken met een relatief hoog percentage niet-westerse allochtone jeugdigen, jongeren met een laag opleidingsniveau of speciaal onderwijs en uitkeringsontvangers bleek relatief meer vraag te zijn naar jeugdhulpdiensten. Daarmee lijkt kansarmoede dus een belangrijke rol te spelen in het ontstaan van problematiek en de vraag naar ondersteuning.
Eenoudergezinnen
Voor jeugd-ggz was bovendien het aandeel twaalf- tot achttienjarigen in een wijk een voorspeller. Voor de ambulante jeugd- en opvoedhulp was ook het percentage jeugdigen in een eenoudergezin een belangrijke factor in de behoefte aan ondersteuning. Wijken met een grotere discrepantie tussen jeugdhulpgebruik enerzijds en hulpbehoefte anderzijds, bleken meer achterstandskenmerken te hebben dan wijken met een lagere discrepantie.
Aandachtspunt
Het percentage jeugdhulpgebruik in een wijk wordt dus beter voorspeld door de populatiekenmerken dan door wat er bekend is over hulpbehoefte in een wijk uit gemeentelijke monitoren. De onderzoekers stellen dan ook: “De mogelijke discrepantie tussen hulpbehoefte en jeugdhulpgebruik op individueel niveau in wijken met veel achterstandskenmerken is een belangrijk aandachtspunt voor toekomstige wijkteams”.
Hun onderzoek werd onlangs gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Interessant artikel? Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!